David Hockney is geboren op 09/07/1937 in de Engelse stad Bradford, als het kind van Laura en Kenneth Hockney. Volgens Hockney zelf waren zijn ouders een echte arbeidersfamilie, die een zo goed mogelijke toekomst wilde voor hun kinderen. Laura voedde haar kinderen op als methodisten en verbande alcohol en sigaretten in het huis. Hockney’s vader, Kenneth, was een gepassioneerde radicaal tijdens de Tweede Wereldoorlog. David werd altijd al als een excentriek persoon gezien in Bradford, hij deed wat hij wilde en trok zich geen fluit aan wat anderen van hem vonden. Elke zondagmiddag zat hij in de zondagsschool en tekende hij, dit ging van cartoons van Jezus tot allerlei willekeurige tekeningen, tot grote ergernis van de leerkrachten. Op jonge leeftijd ontwikkelde hij een lichte obsessie voor Opera nadat hij een voorstelling zag van La Bohème.

In 1948 kreeg Hockney een studiebeurs aan de Bradford Grammar School, één van de beste scholen van het land. In 1950 vroeg hij een overplaatsing naar de Regional College of Art in Bradford, maar de rector vond dat hij eerst zijn studies moest afmaken. Hockney wilde dit niet en begon te rebelleren, zijn punten waren ondermaats en in de lessen tekende hij enkel. Ondanks zijn gedrag kreeg hij toch erkenning voor zijn tekeningen en won een aantal prijzen dankzij zijn cartoons in de schoolkrant.

In 1953 schreef hij zich dan toch uiteindelijk in ,in  de College of Art, waar hij met olie op doek begon te schilderen. Hij vond dit een heus leerproces van zien en denken, i.p.v. imitatie. In de zomer van 1957 haalde hij zijn diploma in Design Examination en studeerde af met onderscheiding. Twee jaar later schreef hij zich in, in de Painting School of the Royal College in Londen en kreeg zo nationale erkenning als schilder. Hockney voelde zich hier onmiddellijk thuis en begon zowel op kunstvlak als sociaal vlak te experimenteren. Hij begon zijn (tot dan toe verborgen) homosexuele geaardheid te uiten en voelde zich daar comfortabel bij.

In de zomer van 1961 reisde hij voor de eerste keer naar New York, samen met zijn vrienden Mark Berger, wie hem alle galerijen en musea liet zien en Ferrill Amacker, die hem de “homo hotspots” liet zien. Om deze reis te kunnen sponsoren liet hij voor het eerst enkele van zijn werken verkopen. In New York raakte hij bevriend met Andy Warhol.

Hockney bleef hier een tijdje plakken en stelde zijn werken er ook in de tussentijd tentoon. Hierdoor steeg zijn internationaal aanzien enorm en werd hij een gerenommeerd kunstenaar.

In 1974 maakte Jack Hazan een biografische film over Hockney’s leven en die was hier in het begin niet mee opgezet maar besloot zijn trots in te slikken en gaf Hazan het respect dat hij verdiende. De film werd in vele landen verboden voor de nogal expliciete homosexualiteit, maar won wel enkele awards.

 

In de jaren 80 begon hij zich meer te focussen op fotografie en begon collages te maken van foto’s die hij zo snel mogelijk had getrokken. Hockney was gefascineer om het leven door een “venster” te zien. De jaren 90 waren voor hem nog een grotere speeltuin omdat hij kon experimenteren met de nieuwe technologie die sterk in opmars was.

Hockney’s leven, zowel artistiek als privé werd gedeeld met de wereld. Door het gebruik van de verschillende verkrijgbare technologieën kon hij zijn kunst verkrijgbaar maken voor het grote publiek. Het ironische is dat de emotionele littekens die hij in de loop der jaren opliep, die terug te vinden waren in zijn werken, hem internationale erkenning heeft opgeleverd. David Hockney heeft van kunst een menselijk interactie-   en communicatiemiddel  gemaakt.

Plaats een reactie